Artikelindex

door Franz Santjohanser

Elektronik-Praktikum - 2/30851 - 1977IC-Digital-Praktikum - 2/30852 - 1977

Iedere volwassene is in zijn jeugd wel eens in aanraking gekomen met een konstruktie bouwdoos en de verschillende bouwelementen. Herinneringen aan de eigen ontwikkeling en ervaring zijn nauw verbonden aan zo'n bouwdoos. Sommige volwassenen houden deze herinnering levend door het verzamelen en het spelen met deze dozen. De Fischerwerke in het Waldachtal, bekend geworden door de nylon plug, leverde een wezenlijke bijdrage tot het succes van de bouwdoos. Ondanks de razendsnelle technische ontwikkelingen is de konstructie bouwdoos nog steeds een van de belangrijkste leer- en hulpmiddelen in het onderwijs.

Het ontstaan van de konstruktie bouwdoos is niet precies te dateren. We kunnen er echter van uitgaan dat de drijfveren van kinderen om iets te bouwen zo oud zijn als de mensheid zelf. Door de eeuwen van de menselijke ontwikkeling heeft de bouwdoos een steeds belangrijkere rol gespeeld. Dit bewijzen afbeeldingen van kinderen die met zelf gebouwd speelgoed hun jeugd verrijkten, waarbij de natuur en de wereld van de volwassenen altijd als voorbeeld dienden. Voor het bouwen werden niet de elementen van een bouwdoos gebruikt, maar de vele gebruiksvoorwerpen uit het dagelijks leven.

De eerste echte bouwdoos met elementen, die opnieuw gebruikt konden worden, werd op wetenschappelijke basis ontwikkeld door Friedrich Fröbel in de 19e eeuw. Hij is de grote pedagoog van de seksuele voorlichting en de stichter van de kleuterschool. Zijn systeem van enerzijds bewegingsspel en speel- en werkopdrachten anderzijds was gebaseerd op zogenaamde speelopgaven ('Spielgaben') in de vorm van verschillende objecten (kogels, blokjes, cylinders). Deze objecten werden opgenomen in bouwdozen van verschillend niveau en waren van groot belang voor kinderen om kennis te maken met de materialen waarvan ze waren gemaakt.

 



In 1880 ontwikkelden de gebroeders Gustav en Otto Lilienthal het idee voor een bouwdoos, afwijkend van de ontwikkeling van Fröbel, maar met hetzelfde doel. Twee opzienbarende systemen waren het resultaat. De bouwdoos met steentjes, later bekend onder de naam 'Anker-Steinbaukasten', waarmee Adolf Richter letterlijk 'steenrijk' werd, nadat hij het idee van de Lilienthals had gekocht en had gepatenteerd. De andere bouwdoos bevatte houten elementen, gepatenteerd door Otto Lilienthal. Deze elementen bevatten reeds de kenmerken van de huidige bouwdozen omdat ze waren voorzien van openingen.

Met deze eerste industrieel vervaardigde bouwelementen, die in de verschillende bouwdozen werden opgenomen, was het mogelijk om allerlei modelvariaties te maken dankzij de eenvoudige hantering. Enkele jaren later lukte het de uitvinders, om de eerste generatie onderdelen, die lomp en wankel waren, te vervangen door onderdelen met openingen, splitpennen, spietjes, en vullingen die in de gleuven werden geschoven. De volgende ontwikkelingen waren altijd gebaseerd op het idee van de Lilienthals. Voornamelijk hout en later ook metaal werden hiervoor gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn de 'Matador' en de 'Baufix' houten bouwdoos, evenals 'Meccano', 'Trix', en Märklin metalen bouwdozen.

De ontwikkeling van hoogwaardige, duurzame kunststoffen leidde een nieuw tijdperk in voor de konstruktie bouwdoos. Onder de handelsnaam 'Idema' ontwikkelde Josef Dehm de eerste kunststof bouwstenen uit bakeliet en verkocht ze in de vorm van bouwdozen. Tegelijkertijd bracht Godfred Kirk Christiansen een kunststof bouwsteen, de zogenaamde muurbouwsteen, op de markt. Deze was gemaakt van celluloseacetaat, gemaakt met behulp van een spuitgietmachine. Deze muursteen is tegenwoordig beter bekend onder de naam 'Lego'. In het begin van de vijftiger jaren was de spuitgietmachine zover ontwikkeld dat ook termoplasten konden worden verwerkt.

In 1959 ontwikkelde Max Amsler de zogenaamde 'Constri' bouwdoos. Hiermee was het mogelijk geworden om eenvoudige  constructies door kunststof bouwonderdelen na te bouwen.

Uitgaand van deze ontwikkeling was de uitvinding van het fischertechnik systeem door Artur Fischer een duidelijke vernieuwing op het gebied van de konstruktie bouwdozen met kunststof elementen. Met fischertechnik werd het mogelijk om technische constructies en functies afzonderlijk te bouwen, maar ook om deze in modellen te verwerken, net zoals in de werkelijkheid! Daarmee boden kunststof onderdelen dezelfde mogelijkheden als de metalen onderdelen voorheen.

 

 


 

De eerste generatie - de tijd tot december 1965
Geïnspireerd door de ontwikkeling en productie van de beroemde nylon plug ontwikkelde Artur Fischer in het begin van de zestiger jaren de op een rechthoekig blok gelijkende grijze basis bouwsteen, waaraan op alle zes zijden een ander element kan worden geschoven. In het patent nummer 1478380 van 10 oktober 1964 op de naam van Artur Fischer staat:

"Rechthoekige speel bouwsteen met vierkante doorsnede, die aan alle zijkanten een in de lengterichting lopende uitsparing heeft. Ook heeft de steen aan één voorkant een uitsparing, en aan de andere kant is deze voorzien van een verbindingsnok. Het kenmerk is dat de gleuf aan de onderkant van de steen buisvormig is en dat de breedte van de verbindingsnok kleiner is dan de kleinste afstand van twee naast elkaar liggende verbindingsgleuven. Twee bouwstenen die in deze uitvinding worden beschreven, worden met elkaar verbonden door de verbindingsnok te schuiven in een de onderste open zijde van een andere bouwsteen. De bouwsteen wordt altijd vastgehouden doordat deze via de verbindingsnok is verbonden aan een andere bouwsteen. Ook kan een asje in de steen worden geschoven dankzij de buisvormige uitsparingen in de steen."

Hierbij werd een blokje hoogwaardig nylon verbonden met een stabiele nok, waarmee de basis was gelegd voor een technisch uitkristalliseerd constructiesysteem. Zonder gebruik te maken van werktuigen is, volgens het principe van sleuf en pen, een oneindig uitbreidbaar, gesloten bouwsysteem ontstaan. Het kenmerk van fischertechnik onderdelen is zowel de grote nauwkeurigheid waarmee de onderdelen in elkaar kunnen schuiven als de stabiliteit. Deze hoge kwaliteit is terug te voeren op de grote precisie in de productie en de permanente kwaliteitscontrole. Aanvankelijk konden alleen de kinderen van Fischerwerke klanten kennis maken met de nieuwe uitvinding. Zij ontvingen een aantal bouwelementen in de vorm van een bouwdoos. Hierbij werd grote nadruk gelegd op de pedagogische waarde van dit reclamegeschenk. Het doel van het systeem was het prikkelen van de creativiteit en het technisch denkvermogen. Met een handjevol bouwstenen konden technische problemen fysiek en tastbaar worden nagebouwd. De reactie op dit nieuwe systeem was zodanig positief dat de Fischerwerke besloten om het ook aan andere geïnteresseerden aan te bieden. Daarom werd in december 1965 het nieuwe product 'fischertechnik' in de openbaarheid gebracht. Hierbij waren de eerste 1000 bouwdozen uit de nieuwe productie geschonken aan 'Aktion Sorgenkind'.

 


 

Het jaar 1966
In dit jaar wordt het fischertechnik programma geopend met de kleine basis bouwdoos 100, de iets grotere basis doos 200 en de grote basis doos 400. In deze dozen zaten basis bouwstenen, hoekstenen, vlakke bouwstenen, grondplaten, asjes, naven en tandraderen. De onderdelen waren veelal grijs en glanzend lichtrood. Met de uitvoerige handleiding konden hiermee verscheidene modellen worden nagebouwd en zelf bedachte modellen worden geconstrueerd.

Met de uitbreidingsdozen fischertechnik 10, 15, 20, 25, en 30 was het mogelijk om een basisdoos uit te breiden tot de opvolgende basisdoos. Basis doos 200 was samen te stellen door basis doos 100 te combineren met uitbreidingsdozen 10, 15, 25, en 30. Door hier uitbreidingsdozen 10, 15, 25, en 30 aan toe te voegen, kon basisdoos 400 worden samengesteld. Bovendien waren er navuldozen 01 (basis bouwsteen 15 en 20), 02 (banden, asjes en naven), 03 (vlak- en hoekstenen), 04 (tandraderen, draaischijven en naven), 05 (kardan- en askoppeling), en 06 (nokkenschijven en rollen). Met deze navuldozen kon de vraag naar ontbrekende onderdelen worden gedekt.

De bouwdozen werden in de bekende blauwe verpakkingen aangeboden, de onderdelen waren volgens het 'bonbon-principe' in de dozen gelegd. In 1966 kostte basisdoos 100 circa 100,- DM, basisdoos 200 circa 35,- DM, en basisdoos 400 circa 60,- DM. Uitbreidingsdozen 10 tot en met 30 hadden een prijs van 7,- DM, en de navuldozen 01 tot en met 06 kostten ongeveer 3,- DM.

 


 

Het jaar 1967
In het jaar 1967 werd het bestaande assortiment van basis-, uitbreidings-, en navuldozen uitgebreid bij gelijkblijvende prijzen. Bovendien veranderde het uiterlijk van de onderdelen op sommige punten, wat terug te voeren was op het toepassen van andere grondstoffen in de produktie. De kleur van de onderdelen bleef evenwel gelijk. De basis doos 50 werd geïntroduceerd, deze doos paste naadloos in de rij van doos 100, 200, en 400. Doos 50 moest de drempel om fischertechnik te kopen zo laag mogelijk maken, en had een prijs van circa 10,- DM.

Volledig nieuw waren de motordozen mot1 en mot 2. Mot1 bevatte een 6 Volt gelijkstroommotor met als stroombron een batterijstaaf voor 3 batterijen. Daarnaast zat in mot1 ook een aandrijfwerk met en zonder schroef. Mot2 bevatte een 3-traps aandrijfwerk voor de 6 Volt motor evenals verschillende tandstangen. De mot1 doos was benodigd voor het gebruik van mot2. De onderdelen zaten volgens het 'bonbon-principe' in de dozen. Motordoos mot1 kostte circa 33,- DM, de prijs van mot2 lag rond de 18,- DM.

Het jaar 1968
Als nieuwigheid van het jaar 1968 werden eerst elektromechanische onderdelen in de dozen Elektromechanik em1 en em2 op de markt gebracht. Deze onderdelen breidden het fischertechnik assortiment uit van eenvoudige stroomkring tot automatische sturing. De em1 bevatte sleepcontacten, permanente magneten, een elektro-magneet, schakelaars, bimetalen, lampen, en stekkerplaatjes evenals onderdelen voor de bouw van elektromechanische installaties. De em2 doos vulde de em1 doos aan met een sleepcontact, een elektro-magneet, verscheidene bimetalen en andere onderdelen. De onderdelen waren wederom volgens het 'bonbon-principe' in de doos opgenomen. De basis doos Elektromechanik em1 kostte circa 100,- DM, de aanvullende doos Elektromechanik em2 had een prijs van circa 30,- DM.
Gelijkertijd bestond de mogelijkheid om vanaf 1968 de afzonderlijke motor onderdelen in navuldoosjes te kopen in plaats van de motordoos ineens. De mot 3 bevatte de motor met snoer en stekkers, de mot 5 had de batterijstaaf, en de mot 7 afzonderlijke aandrijvingsonderdelen. Een nieuwigheid was mot 4, die het mogelijk maakte om een stationaire stroombron in de vorm van een netvoeding met spanningsregeling te gebruiken. Dat gold ook voor mot6 die een kompleet differentieel bevatte. De navuldozen werden uitgebreid met de nummers 07 (basisplaat 180x90), 08 (draaischijf en basisplaat 90x90), en 09 (aandrijfveren en klembussen) en kosten alle 3,- DM.

Intussen zijn we 40 jaar verder en er worden elk jaar nog weer nieuwe dozen en onderdelen aan het assortiment toegevoegd.

   
© fischertechnikclub NL